Simone de Beauvoir als grootheid

De biografie van Simone de Beauvoir die Deirdre Bair schreef, las ik in januari 1991 op Schiermonnikoog. In de bruidssuite die mijn toenmalige vriendin voor ons had geregeld (we waren en zijn, overigens, nooit getrouwd). De kamer was erg groot en had als extra attractie een bubbelbad, waar zij elke avond vele uren in zat te bubbelen. Mijn toenmalige vriendin, niet Deirdre Bair.

Mijn fascinatie voor het leven van de toen bijna vier jaar eerder overleden De Beauvoir begon daar. Ik lag in bed en las de door mijn vriendin meegenomen biografie, die heerlijke rode baksteen met de crèmekleurige pagina’s. Mijn vriendin zong liedjes in het bubbelbad (‘I’’m on the toooohhhhooop of the world, looking dooooown on creation…’) en ik las.

Over het Parijs in de jaren twintig, dertig en veertig, over de V.S. in de jaren vijftig en zestig. Over Jean-Paul Sartre, de satanische dwerg, en over Claude Lanzmann, de Harvey Weinstein van het existentialisme (bleek later). Over Maurice Merleau-Ponty en Nelson Algren. Over het communisme en over China in tijden van Mao en Cuba in tijden van Che Guevara. Over het existentialisme en het feminisme.

Ik las over de buitenkant. Die buitenkant sprak me aan, en mijn sympathie lag waar het die buitenkant betrof eerder bij De Beauvoir dan bij de mij soms een beetje te onbenullige meeloper Sartre. Sartre was mij te politiek, te naïef-politiek vooral. De Beauvoir was afstandelijker en in die afstandelijkheid beter in staat om haar eigen leven om te vormen tot filosofie, politiek en, vooral, literatuur.

Onlangs las ik, gewoon in mijn flat in Praag, zonder bubbelbad, Simone de Beauvoir, een leven van Kate Kirkpatrick. Waar Deirdre Bair nog min of meer onderdeel van ‘de familie’ was en De Beauvoir zelf nog heeft gesproken voor haar boek, Kirkpatrick is van later datum en alleen als wetenschapper en auteur betrokken bij het onderwerp.

Dat is een verschil, en bovendien probeert Kirkpatrick meer vat te krijgen op de auteur en (vooral) filosoof De Beauvoir dan Bair. Bair stond nog midden in de door De Beauvoir en Sartre geweven mythe rond hun band en hun zelfgekozen ‘familie’, Kirkpatrick kan meer afstand nemen en had de beschikking over bronnen waaruit Bair nog niet kon putten.

Wat me opvalt bij bijna iedereen die over De Beauvoir schrijft, is dat het onmogelijk lijkt om het fenomeen De Beauvoir te zien als wat het is: een fenomeen. Altijd wil iemand afdingen op wat ze ‘in het echt’ meemaakte en hoe ze dat vervolgens in een boek ‘anders’ neerzette; altijd is er iemand die de theorie wil afzetten tegen de praktijk – en dan komt De Beauvoir er meestal niet helemaal glanzend en triomferend uit.

Het lijkt, zelfs voor Kirkpatrick, onmogelijk om echt te voelen dat De Beauvoir en een groot auteur was en een groot filosoof. Ze blijft zich soms, gratis, verbazen over de discrepantie tussen de leer en de uitvoering ervan. Ze ziet paradoxen waar die niet zijn; in die zin is De Beauvoir, net zoals Joan Didion, over wie ik gisteren schreef, het eeuwige slachtoffer van de in wezen onbenullige hang naar paradoxen die een leven zouden beheersen.

Dat De Beauvoir haar literaire en filosofische opvattingen niet altijd naar de letter heeft nageleefd en dat ze toch een grootheid blijft, is blijkbaar niet genoeg. Er is een hardnekkige wens om mensen altijd ter verantwoording te roepen voor alles wat ze hebben gedaan, gezegd en geschreven. Het lijkt onmogelijk om de vrijheid die een ander heeft bevochten of voor zichzelf opeist te accepteren.

Juist daarom is De Beauvoir, denk ik, toe aan meer dan één ‘herontdekking’. Binnenkort verschijnt een herdruk van Sartres roman Walging bij Athenaeum. Een heruitgave van een paar titels van De Beauvoir zou daarnaast niet verbleken. (Nota bene: ik vind de boeken van Bair en Kirkpatrick allebei erg goed en heb ze met plezier gelezen.)

Leave a comment